Per 1 januari 2023 bedraagt het financieringsoverschot ruim € 11 miljoen. Dit is het verschil tussen enerzijds de beschikbare vaste financieringsmiddelen, die bestaan uit de opgenomen geldleningen, het eigen vermogen en de voorzieningen (totaal € 110 miljoen) en anderzijds de boekwaarde van de investeringen en de grondexploitaties (totaal € 98 miljoen).
Financieringsbehoefte (x € 1.000) | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | |
Vaste financieringsmiddelen : | |||||
Reserves | 57.297 | 58.278 | 61.061 | 62.974 | |
Voorzieningen | 23.333 | 23.659 | 23.783 | 23.759 | |
Opgenomen leningen | 29.040 | 27.394 | 29.823 | 40.252 | |
Op te nemen leningen | 4.000 | 12.000 | 6.500 | ||
Totaal (a) | 109.670 | 113.331 | 126.667 | 133.485 | |
Te financieren | |||||
Vaste activa | 97.713 | 109.421 | 119.100 | 131.024 | |
Grondexploitaties | 521 | -4.687 | -3.076 | -319 | |
Totaal (b) | 98.234 | 104.734 | 116.024 | 130.705 | |
Financieringsresultaat (a-b) | 11.436 | 8.597 | 10.643 | 2.780 |
De korte rente is nog altijd lager is dan de lange rente. De ontwikkelingen op de geld-en kapitaalmarkt maken het uitgangspunt om de financieringsbehoefte eerst te dekken met de maximaal toegestane kasgeldlimiet en de resterende behoefte te dekken met langlopende leningen echter minder vanzelfsprekend. We blijven de marktontwikkelingen volgen de financieringskosten zo laag mogelijk te houden